Ghetto
Getto verwijst naar een afgebakend, geïsoleerd woongebied waar een bepaalde etnische, religieuze of sociale groep gedwongen werd te wonen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in de door de nationaalsocialisten bezette gebieden veel Joden naar zogenaamde getto’s gedeporteerd, waar ze onder extreem moeilijke leefomstandigheden, met honger, ziekte en geweld, moesten leven.
Het bekendste voorbeeld is het Warschaugetto, maar er waren veel meer in Polen, Oost-Europa en andere bezette landen. De getto’s dienden als verzamelplaatsen voordat de mensen verder werden gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen.
De term „getto“ vindt zijn oorsprong in de 16e eeuw in Venetië, waar de Joodse gemeenschap in een afgebakende wijk moest wonen die „Ghetto“ werd genoemd – afgeleid van het Venetiaanse woord geto, wat zoveel betekent als „afval“ of „gieterij“, omdat zich in dit gebied oorspronkelijk een metaalgieterij bevond. De getto’s tijdens de Tweede Wereldoorlog vormden echter een extreem gewelddadig systeem van vervolging en systematische uitroeiing, dat de geschiedenis van de term in een nieuwe, tragische richting stuurde.